De oorlogsjaren
Enkele verhalen van Henk Rozema geboren 26 januari 1937 over de oorlogsjaren in Niezijl.
De handgeschreven tekst is van 1-12-2009 en heb ik vrijwel woordelijk overgenomen.
De oorlogsjaren
We zaten ’s avonds aan de etenstafel het was november 1944, ik was toen 7 jaar.
Plotseling stonden er twee Duitse soldaten hangend tegen de deurpost van de kamer.
Ze wilden eten hebben. Mijn moeder ging staan en stond met gespreide armen, zeggende;
”dit hebben we allemaal aan jullie te danken”. Wijzend naar de twaalf personen om de tafel.
Pa Roelf Rozema, moe Trui Rozema- Timmer, broer Jan, zus Jeanette, ikzelf, drie evacuees uit Arnhem
en vier familieleden uit Wageningen. De soldaten zeggen ” hier zit ganz Holland om de tafel”.
Mijn vader zegt; ”drink maar wat melk uit de bussen die achter de stal staan”.
Die Duitsers waren de oorlog allang zat kon je wel zien.
Als de dorsmachine er was dan kwam de door de gemeente aangestelde Commies vaak langs.
Hij moest de zakken graan tellen en noteren. Er mocht niets achterover gedrukt worden
maar dat gebeurde natuurlijk wel eens. Als hij even met de boer in huis ging om koffie te drinken
gooide de machinist gauw een zak graan in de kafbult. Clandestien werd er wel eens een varken geslacht.
Die moest dan opgroeien buiten het zicht van de Commies bijvoorbeeld in een afgetimmerde kist
onder de zitstokken in het kippenhok. In de nacht werd er ook nog wel eens een dikke tak
van een straatweg boom afgezaagd. Als er sneeuw lag was het voor de controleurs
de volgende dag niet moeilijk om te zien waar het brandhout naartoe was gesleept.
Zo is het een keer gebeurd dat de controleurs niet van beton waren zoals ze zelf zeiden.
Het werd dan voor die ene keer toegelaten.
Bij juffrouw Reitsma die klas 1 en 2 had moesten we soms onder de bank kruipen als het wat rommelde.
Dit om een mogelijk bombardement te overleven. Zo kon het gebeuren dat we onder de bank lagen
wanneer Roelf Heemstra met de gierkar voor de school langs reed.
In de winter van 1944 waren we soms vrij van school omdat er geen brandstof was voor de schoolkachel.
In het lege lokaal stonden allemaal klompen langs de muur. Als wij een kapotte klomp hadden
konden we daar een andere gebruikte klomp uitzoeken. Meestal lukte dat niet.
Er stonden vrijwel enkel klompen voor de linkervoet. De rechtse gingen het eerst kapot door het voetballen.
Kon je een paar nieuwe klompen bemachtigen dan werden deze beslagen met strepen rubber
gesneden uit een oude autoband. Harstikke zwaar om mee te lopen.
Een fiets met goeie luchtbanden werd meest in beslag genomen door de moffen.
Er werd veel gereden op cussionbanden. Dat waren in smalle strepen gesneden autobanden
die dan om de velg werden gelegd van de fiets. De beide uiteinden werden met draad
aan elkaar verbonden. Ook paarden werden geregeld gevorderd. Ik zie ze nog met de kop
aan de staart gebonden van de voorganger richting het oosten lopen.
Mijn vader moest ook met een paard naar Grijpskerk. Daar werden ze gekeurd.
Het was geen mak paard. Je kon hem niet aan de poten komen dan kreeg je een trap.
“Neem die zwainhund maar weer mee” zeiden ze.
De boeren hebben ook eens een melkleveringsstaking georganiseerd in de oorlogsjaren.
Boer Rinsema woonde op de boerderij waar nu Cazemier woont.
Van Schepen was zijn medewerker. Rinsma zei tegen Van Schepen;
“Gooi de melk maar over het land Van Schepen“. Na de oorlog werd er een toneelstuk
over de oorlog opgevoerd in de kerk. Ook toen werd het nog weer genoemd
“Gooi de melk maar over het land Van Schepen”. Een bijzondere prestatie verrichtte Siem de Vries
op die avond. Hij droeg alle 26 coupletten van het Wilhelmus voor uit het hoofd.
Op zondagmorgen 15 april 1945 zaten we om tien voor elf in de kerk.
De dienst zou om elf uur beginnen. Even voor elf zei de koster; “we gaan er weer uit
want de Canadezen zijn in het dorp”. Toen we uit de kerk kwamen stond er een tank voor de pastorie.
Jaap Bouma die bij ds. Bouma inwoonde stond boven op de tank. Hij kon Engels
en praatte met de Canadezen. Hij wees naar Balmahuizen waar een NSB boer woonde
maar daar waren de Canadezen niet voor gekomen. Op het zelfde moment kwam vanuit Grijpskerk
een Duitse auto het dorp ingereden met twee Duitse soldaten erin. Met geweervuur
werden ze tegengehouden. Een soldaat vluchtte bij Witterholt naar binnen en wilde
een burgerpak hebben waarin hij vluchtte via de Hogeweg naar Kommerzijl.
In de auto lagen enkele radio’s. Deze zijn in bezit genomen door aanwonenden.
In de schuur van Kloppenburg zaten na de bevrijding opgepakte NSB’ers welke door
vrijwilligers werden bewaakt. Tjebbe Brouwer was een van de vrijwilligers gewapend met een jachtgeweer.
Dirk Helmus heeft in de oorlog in Duitsland gewerkt. Als eten kregen ze hoofdzakelijk koolsoep
en een stukje droog brood. Toen hij na de oorlog weer thuis kwam vertelde hij zijn belevenissen
aan de Niezijlsters staande op een kistje in de Oude Haven. Helmus kon boeiend vertellen
en had dan ook een aandachtig gehoor.
In de eerste jaren na de oorlog was ieder jaar op 5 mei bevrijdingsfeest. Optochten en schoolfeesten.
Meester Siebesma was het Hoofd van de school. Ik weet nog dat wij als schoolkinderen
op stropakken zaten op een wagen met ijzeren wielen. We reden naar Grijpskerk en dan
via de Lageweg weer naar Niezijl. Kloppenburg had aan de Lageweg voor het voorhuis
in het gazon oranje stenen draineerbuizen gelegd in de vorm van het woord “Oranje”.
Rolf Rozema Niezijl, 21 maart 2019